boek 5
steropdracht 9
1. Er zijn 2 mannen in het boek dus staan er 2 mannen op de foto.
2. Ze zitten in een boot stond ook in het boek.
3. Ze waren afgelegen van het vasteland.
4. Ze wouden een ritje maken in de boot.
1. In het boek zijn ze gestrand op een onbewoond eiland.
2. Er zijn haaien bij het eiland omdat het boek over haaien gaat.
3. De boot ligt op het zand doordat ze gestrand zijn.
4.Op het eiland staan palmbomen want dat staat in het boek.
1. In het boek stond er dat ze op verkenning waren.
2. Ze waren in het bos op verkenning.
3.Ze zagen iets in de verte.
4.Ze gingen er naar toe.
1. 1 van de mannen vond een grot.
2. De andere man wou kijken in de grot.
3. De éne man was aan het twijfelen voor in de grot te gaan.
4.Hij wou buiten wachten maar de andere man heeft hem overtuigd.
1.ze waren naar beneden aan het stappen in de grot.
2. De man zag een parel liggen in het water.
3.De andere man wou de parel pakken voor te verkopen op het vasteland.
4.Dan zagen ze de haaien.
1.Er staat een parel op de afbeelding want dat staat in het boek.
2.De man zit in het water voor de parel te pakken.
3.Er zitten haaien bij de parel voor de parel te beschermen.
4.De man wilt er weer zoo snel mogelijk uit met de parel omdat de haaien er achter zitten.
1.Ze waren weer naar boven aan het gaan.
2.Naadat ze boven waren gingen ze naar het strand.
3.Ze zochten hun boot en hebben het gevonden.
4.Ze probeerde hun boot te maken maar dat lukte niet.
1.De mannen keken of er geen andere ontsnapping mogelijk was.
2.Maar dan keken ze in het water.
3.Ze zagen alleen maar water.
4.Dan besloten ze om wat te denken voor een ontsnapping.
1.ze zochten achter stenen.
2. ze hadden stenen verzameld.
3.De mannen zijn HELP op het zand aan het maken met de stenen.
4.de mannen waren aan het wachten op hulp.
1.Ze zagen iets in de verte vliegen.
2.Ze zagen het steeds dichter en dichter komen.
3.De helikopter zag HELP in het zand.
4.De helikopter bracht ze terug naar het vasteland.